Dag 25 : Van Foncebadón naar Molinaseca
Opgestaan in een winterlandschap. Ik zag het gisterenavond al, terwijl ik genoot van mijn pelgrimsmenu.
In principe zou de tocht vandaag gaan tot Ponferrada. Gezien het weer, de tocht door de bergen en de afstand besloot ik al snel om mij te beperken tot Molinaseca. Dat was nog ruim 20 km, waarvan nog ettelijke honderden meters stijgen en meer dan 1000m dalen.
Toen ik omstreeks 8.15u vertrok, sneeuwde het nog licht. Het enige onaangename was de gure wind. Aangezien ik hoog in de bergen zat, was er van beschutting geen sprake. Doordat ik zigzag langs de bergflank omhoog klom, kwam ik af en toe eens uit de wind, wat bij mij dan even een zucht van verlichting deed ontsnappen.
Vanuit Foncebadón klom ik matig in een klein uur naar meer dan 1500m hoog, naar het Cruz de Ferro op de Monte Irago, een icoon op de Sint-Jacobsroute. De oorsprong van het kruis weet men nog steeds niet. Het zou een Romeins herkenningspunt of een ode aan de God Mercurius kunnen geweest zijn, dat later door de Christenen werd overgenomen. Het originele kruis bevindt zich sinds de jaren ’70 in het museum van Astorga.
Het gebruik van de pelgrims om bij het kruis een steen neer te leggen, die men van thuis had meegebracht, is al eeuwen oud. Ik had over dit gebruik gelezen en had dus ook mijn steen bij, welke ik aan de voet van het kruis heb achtergelaten.
Nadat ik de plek verlaten had, ging het op en af over de bergpas. Het landschap was prachtig winters en gaf mij een kerstmisgevoel. Van echte vergezichten was voorlopig geen sprake, aangezien alles schuil ging in de wolken en de sneeuw. Maar ik kon er alleszins van genieten.
Na ruim 2,5 uur zette ik eindelijk de afdaling in. Soms ging ik langzaam met de hoogtelijnen mee, om mij dan weer schrap te moeten zetten voor heel steile stukken. Alhoewel ik in principe een goede daler ben, ging het nu door de sneeuw en de zware rugzak een stuk langzamer. Er was niet veel nodig om al eens het evenwicht te verliezen.
Na 3 en een half uur bereikte ik na de zoveelste steile afdaling het dorp El Acebo. Hier maakte ik gebruik van mijn middagpauze want ik wist dat ik nog meer dan 500m moest dalen. Hierna liep het pad afwisselend over heuvels, door holle wegen, door bossen en langs bergflanken. Intussen was ik zo ver gedaald, dat de sneeuw terug had plaats gemaakt voor bloeiende hellingen. Doordat het ook opklaarde, kreeg ik een zicht op het in het dal en in de zon gelegen Ponferrada, evenals de montes Léones en Sierra Teleno.
Ik passeerde nog een laatste dorp voor Molinaseca, Riego de Ambrós. Dit dorp deed meer aan de Middeleeuwen denken met de smalle bestrate weg en huizen die vaak meer op stallen leken.
Hierna daalde ik weer zeer steil tussen de heuvels. Na zovele kilometers voelde ik dat enorm in mijn voeten en kuiten. Ik zag het dorp vanuit de hoogte al van ver liggen. Toch duurde het nog meer dan een half uur eer ik eindelijk beneden was.
De alberge die ik op het oog had, Alberge Marina, zoals mijn zus, was gesloten ; ik moest op mijn stappen terugkeren. Een man uit een bar zag dat ik zoekende was en wees me de weg naar een eenvoudige alberge achter de hoek bij hem.
’s Avonds ging ik in zijn bar een avondmaal nuttigen. Terwijl ik at, vlocht hij voor mij gratis een armbandje in de kleuren van de Camino en wenste me nog veel geluk.
Hoe fijn voelt het toch, zo’n klein gebaar.
Reacties
Een reactie posten